De blauwspar of blauwe spar (Picea pungens) is een groenblijvende boom die behoort tot de dennenfamilie (Pinaceae).:
De soortsaanduiding pungens heeft de boom te danken aan de scherp gepunte naalden. De boom wordt 25-30 m hoog en kan soms tot 46 m hoog worden. De blauwspar komt van nature voor in de Rocky Mountains van Zuidoost Idaho, Utah, Colorado, Arizona tot Nieuw Mexico en groeit op 1800-3000 m hoogte op berghellingen langs rivieren, waar ze voldoende water hebben. In Canada komt deze soort alleen in struikvorm voor. In Alaska kan deze soort zelfs groeien in bodems die tot meer dan 50 cm diep blijvend zijn bevroren, maar blijft dan wel zeer laag.
De geschubde schors is dun en schilfert in smalle platen van 5-10 cm lengte af. De vorm van de boom is conisch, die bij oudere bomen meer cilindrisch wordt. De gewoonlijk behaarde scheuten zijn oranjebruin en hebben duidelijke bladkussentjes. De bladeren zijn naaldvormig, 1,5-3 cm lang, ruitvormig op dwarsdoorsnede en hebben een scherpe punt. De naalden zijn dof grijsgroen tot glimmend blauwgrijs. In wilde populaties varieert de kleur van boom tot boom sterk. Op de onderkant komen twee lichte strepen met huidmondjes voor.
De slanke cilindrische kegels hangen aan de takken en zijn 6-12 cm lang. In gesloten toestand zijn de kegels 2 cm en in open toestand 4 cm breed. De dunne papierachtige schubben zijn 2-2,4 cm lang en hebben een golvende rand. De kegels zijn roodachtig tot violet en kleuren bij het rijp worden lichtbruin. Vijf tot zeven maanden na bevruchting zijn de kegels rijp. De zwarte zaden zijn 3-4 mm lang en hebben een tere lichtbruine vleugel.